Externe factoren spelen belangrijker rol in vermoeiingsscheuren aluminium
Conclusie in proefschrift Kees van Kranenburg
“De omgeving speelt een veel belangrijker rol op vermoeiingsscheuren van aluminium dan aangenomen.” Dat zegt Kees van Kranenburg, momenteel werkzaam aan de Hogeschool van Rotterdam als docent bouwfysica. Hij promoveerde 9 maart aan de TU Delft op het onderwerp vermoeiingsscheuren in aluminiumlegeringen. Het onderzoek ging in het bijzonder over aluminium 5083, een legering uit de 5000 serie dat veel wordt gebruikt in de scheepvaart omdat dit materiaal een goede corrosieweerstand heeft en tevens goed lasbaar is.
Jelle Vaartjes
“Vermoeiing is een geleidelijk proces van lokaal sterkteverlies”, stelt Van Kranenburg in zijn proefschrift. “Het fenomeen wordt vaak in verband gebracht met een opeenstapeling van beschadigingen, veroorzaakt door spanningswisselingen. In metalen resulteert dit in microscheurtjes. Deze scheurtjes groeien onder voortdurende wisselende belastingen tot er bezwijken optreedt.”
Vermoeiing is volgens Van Kranenburg in essentie een scheurgroeiproces. De schadeopeenstapeling (de scheurgroei) begint in eerste instantie langzaam, maar het proces versnelt tot aan bezwijken. Bijna elk constructiemetaal is gevoelig voor vermoeiing.
Probleem
Van Kranenburg schetst om te beginnen het probleem van 5083. “Het probleem is dat we het vermoeiingsgedrag nog niet goed kennen. We weten wel veel van vermoeiing, maar nog onvoldoende. Daardoor moeten we constructies die we lichtgewicht willen uitvoeren, zwaarder uitvoeren dan noodzakelijk.”
Hij vertelt hoe hij het onderzoek heeft aangepakt. “Ik ben gaan kijken bij de wat hogere vermoeiingsscheurgroeisnelheden en daar ben ik de omgevingsfactoren zoals temperatuur, luchtvochtigheid en schermgassen (argon bijvoorbeeld) gaan variëren. Uit de variatie van de omgeving en de gevonden resultaten heb ik veel informatie kunnen halen over het gedrag van de vermoeiingsscheur.” Hij gaat nader in op welke informatie hij heeft kunnen verzamelen. “Ik ben...