Kathodische bescherming (3)
In dit artikel wordt gewezen op de noodzakelijke voorzieningen aan een kathodisch te beschermen buizennet. Met name dient er gelet te worden op de bekleding der buizen, de isolatie t.o.v. andere geleiders en buizenstelsels, die de beschermingsstroom onbenut zouden laten wegvloeien. Meetpunten langs de leiding zijn onontbeerlijk; enerzijds om de efficiency van de bescherming te kunnen controleren en anderzijds om ongewenste invloed op andere geleiders te kunnen vaststellen.
Ing. G. Woudstra
Een ondergronds buizenstelsel voor het transport van gassen en vloeistoffen, dat kathodisch beschermd zal worden, moet in principe aan de volgende eisen voldoen:
1. De stalen buizen kunnen het beste voorzien zijn van een bitumen laag (TNO) of van een dikke gesintarde PE-bekleding. Epoxy coatings geven meestal teleurstellende resultaten, tenzij de bekleding een langdurige test door b.v. de_ Kiwa (Rijswijk ZH) heeft doorstaan. Vele eigenaars van buisleidingen hebben na verloop van jaren moeten vaststellen dat de isolatie-kwaliteit van hun bekleding tegen de omringende bodem met een veelvoud (10 tot 50 maal) was teruggelopen.
Een goede PE bekleding mag een stroomverbruik hebben van maximaal 10 uA/m2: voor bitumen is dit 50 uA/m2. Dit verbruik moet gedurende een periode van 20 jaar vrij constant blijven. Deze 'gemiddelde' stroomdichtheid gaat uit van een IR-vrije beschermingspotentiaal van -1000 mV t.o.veen Cu-CuSO4 halfcel.
2. De ingebouwde isolatie stukken moeten een degelijke in- en uitwendige isolatie bezitten. Het komt namelijk vaak voor, dat een in het leidinggedeelte aanwezige flensverbinding, wordt omgetoverd tot een isolatiestuk. Voor een noodvoorziening kan dit zinvol zijn, maar na enige tijd zijn de nadelen van deze goedkope oplossing merkbaar. Dit uit zich in een teruglopende isolatiewaarde door:
a. het indringen van water tussen de bout-isolatie en
b. door een inwendige vervuiling over de dunne isolatie-pakking, die slechts enkele mm dik is.
Als bovendien nog water in...