Go to top

Blog Frans Vos -Alles door de recyclagemolen?

Af en toe moet het eens gebeuren. Een activiteit die leidt tot een elk jaar opborrelende, al dan niet zorgvuldig voorbereide en veelal geplande woede die het huis compleet op stelten zet en hier en daar zelfs onherkenbaar maakt.


Door Frans Vos - Materials Consult bv|



Het is een eeuwenoud fenomeen dat niet alleen huishoudens, maar ook bedrijven treft. Weliswaar is de frequentie bij bedrijven meer variabel – sommige magazijnen en productiefaciliteiten hebben het nu éénmaal meer dan één keer per jaar nodig – maar of het nu een huiselijke of bedrijfsgebonden activiteit is, één ding hebben ze gemeen: ‘Sorteren’ is de taak, ‘sorteren om te recycleren’ het bijhorende devies.


De tijd van de grote lentekuis is weer aangebroken.
Uiteraard is het vanuit milieu- en klimaatstandpunt een goede zaak dat onze overheden bepaalde recyclage-adviezen/-verplichtingen in het leven roepen, maar naar mijn mening en ervaring moeten we daarbij wel uitkijken dat onze node inspanningen niet onder het nodeloze ‘recycleren om te recycleren’ komen te vervallen of dat zij tot tegenstrijdigheden in functionaliteit en kwaliteit van het gerecycleerde product en/of van de uit recyclage bekomen producten leiden.



Recycleren om te recycleren
Onder ‘recycleren om te recycleren’ versta ik dat we nogal snel geneigd zijn om iets in de recyclagemolen te gooien dat eigenlijk nog opnieuw kan worden gebruikt, hetzij na herstelling, hetzij in een andere functie. Nog meer verregaand om het ‘recycleren om te recycleren’ tegen te gaan, is vermijden dat iets omwille van schade via recyclage of hergebruik (na herstelling of in een andere functie) moet worden verwerkt. Wat betreft herstel: Allemaal zijn we al wel eens in de herstelmodus geweest. Het plakken van een lekke fietsband, een nieuw laagje verf op een oude stoel of het terug vastnaaien van die loshangende knoop zijn slechts enkele voorbeelden van herstellingen die we eenvoudig zelf doen. De meer handige harry’s onder ons wagen zich ook aan het zelf herstellen van een elektrisch toestel (Maar in functie van de veiligheid raad ik toch aan om dat door een erkend elektricien of de leverancier te laten doen!), het weer stabiel maken van die andere, krakkemikkige stoel of ze sleutelen zelf aan hun oldtimer om die, met de zomer in het verschiet, weer optima forma te maken. Voor de minder handige of iets complexere zaken kunnen we ook een uitstap naar de zogenaamde repair cafés maken. Maar helaas stuiten we op een bepaald ogenblik ook op maatregelen die eigenhandig herstel of herstel via repair cafés onmogelijk maken. De oldtimer versus de moderne wagen is daar een typevoorbeeld van. Niet alleen de moderne auto’s, maar in de afgelopen decennia ook meer en meer andere producten worden zo gemaakt dat je voor een eventueel herstel niet anders kan dan je tot de speciaalzaak of de fabrikant te wenden. Nog erger is dat de laatste decennia ook meer en meer producten op de markt verschijnen die in hun geheel onherstelbaar zijn gemaakt, ondanks dat het soms maar één klein onderdeeltje is dat de functionaliteit deed falen. Gelukkig biedt de maatschappij al wat weerwerk, onder andere via de repair cafés en hier en daar wat wetgevende initiatieven die dergelijke ‘niet-herstelbaar’ praktijken aan banden moet leggen, maar ook qua aansprakelijkheid en verzekering is er nog een hele weg af te leggen. Als je zelf een elektrisch toestel herstelt en er naar aanleiding daarvan brand ontstaat (Ik raadde hiervoor al aan om dergelijk werk door specialisten ter zake te laten doen), kan je natuurlijk bezwaarlijk gaan klagen bij de fabrikant en zal de verzekering niet de fabrikant, maar jou de schenen aan het vuur leggen.



(bron - iStock)


Wat betreft een wijziging van functie: Al heeft de digitalisatie al een grote bijdrage geleverd aan het verkleinen van de papierberg, toch wordt er nog heel wat één- en tweezijdig afgedrukt. Het éénzijdig bedrukte A4-tje is perfect herbruikbaar als kladpapier en zelfs tweezijdig bedrukt papier kan nog steeds voor kleine nota’s dienen voor zij die van kantje-schrijven houden. Of wat met die elektrische toestellen waar u eens graag een nieuw exemplaar van wil? Als ze nog in goede, werkende staat zijn, kan u die elektrische toestellen proberen te verkopen op een live- of www-tweedehandsmarkt, maar waarom zou u die niet discreet schenken aan iemand waarvan u weet dat die het financieel wat moeilijker heeft, aan de wereldwinkel of aan een school? Idem wat betreft kleding, meubels of andere huishoudelijke artikelen. Die denkoefening geldt uiteraard niet alleen voor particulieren, maar ook voor bedrijven. U verandert van bedrijfsmeubilair? Misschien is een starter wel gelukkig met uw oude meubilair en wie weet is die starter tegelijk een nieuwe prospect. En installatiedelen zoals leidingen of vaten die u vervangt, moeten die echt worden verschroot of kunnen die nog nuttig worden hergebruikt als afvoerleiding of opslagvat voor een ander product, bij u in het bedrijf of elders? Zo denk ik spontaan ook aan het hergebruik van van ontmantelde bruggen afkomstige brugliggers die, mits nog voldoende intact en draagkrachtig, opnieuw worden gebruikt voor de bouw van nieuwe bruggen. Of windmolenwieken die worden gebruikt voor het bouwen van fietsenstallingen of als tunnels en afdaken in speeltuinen. En via speeltuinen komen we ook bij kartonnen dozen, lege yoghurtpotjes, keukenrolrolletjes, restjes touw enzoverder terecht. Allemaal knutselmateriaal voor de school of jeugdbeweging van uw kroost. En zo kan u ongetwijfeld zelf nog vele voorbeelden bedenken waarmee u de wereld en haar jeugd dankzij hergebruik een mooiere toekomst kan schenken.



(bron - iStock)

En dan nog is er nog het topic van meer inzetten op schade vermijden. Als schade wordt vermeden, is herstel of hergebruik/herbestemming in wezen niet langer nodig. Schade vermijden is een utopische gedachte - vroeg of laat komt elk product aan het einde van zijn levenscyclus - maar wat mij betreft dan toch liever laat dan vroeg. Des te langer een product schadeloos blijft, des te langer kunnen we van zijn functionaliteit en soms ook schoonheid genieten. Vanuit materiaalkundig vlak benoem ik dat gedachtengoed als ‘Rationeel MateriaalGebruik (RMG)’, waarbij het enerzijds de bedoeling is dat er zo weinig mogelijk afval ontstaat bij de vormgeving van materialen - bijvoorbeeld via het gebruik van near-net shaping - en anderzijds dat wordt gestreefd naar een zo lang mogelijke levensduur zonder dat daarvoor een herstelling noodzakelijk is. Een zo lang mogelijke levensduur voor materialen kan onder andere worden bewerkstelligd door de materiaalkeuze als integraal deel van het design te beschouwen en door meer onderzoek te doen naar en in te zetten op corrosie- en slijtagepreventie. Voor zij die graag een tijdschrift in afgedrukte versie lezen – ik geef toe dat ik liever een tijdschrift of boek ter hand neem dan mijn ogen al te veel via een computerscherm te verslijten – nodig ik u graag uit om ALURVS magazines nr. 05-2019 en 05-2021 te hergebruiken en in respectievelijk de artikels ‘Minder recyclage dankzij meer rationeel materiaalgebruik (RMG)’ en ‘Rationeel materiaalgebruik in en na coronatijden’ verder te snuisteren. En voor zij die alle gedrukte media inmiddels naar de recyclage hebben verwezen, is er natuurlijk nog de website www.alurvs.nl om uw materiaalkundige kennis te verrijken.

 


(bron - Franky de Meijer)

Om het thema ‘recycleren om te recycleren’ af te sluiten, wordt mij door de sociale media nog één vraag ingefluisterd: Is het werkelijk nodig om iets dat nog in prima staat is te vervangen? Zo zie ik reclame passeren die aanmoedigt, bij sommigen zelfs indoctrineert om regelmatig nieuwe kleding te kopen en je vroegere kleding via een online-platform aan een geïnteresseerde te verkopen. ‘Je moet je niet schuldig voelen’ is de boodschap, ‘want het wordt hergebruikt en dat is goed voor het milieu’. Dat het verkochte goed daarbij via de nodige energie consumerende transportmiddelen tot bij de nieuwe eigenaar moet geraken, wordt daarbij straal genegeerd. Of met andere woorden: ‘Vervangen om te vervangen’ is mijn inziens even kwalijk.



Tegenstrijdigheden in functionaliteit en kwaliteit
Tijdens een gesprek dat ik recent voerde bij een bijeenkomst van de VOM, de Belgische Vereniging voor Oppervlaktetechnieken van Materialen, werd me gemeld dat het betreffende bedrijf op zoek was naar een ‘afstripbare’ organische coating. Het idee was dat het daardoor eenvoudiger zou worden om de organische coating te scheiden van de metalen ondergrond en het afgestripte coatingmateriaal niet zou worden gecontamineerd door straalgrit en metaalpartikels, hetgeen de recyclage bemoeilijkte en de recyclagekost verhoogde. Tegelijk zou dit bij hergebruik van de metalen component ook het opnieuw coaten van het metaal vergemakkelijken omdat er geen coatingrestanten zouden moeten worden verwijderd alvorens de nieuwe coating aan te brengen. Indien de metalen component voor recyclage bestemd was, zou de contaminatie van het metaal dan weer veel beperkter zijn, met alle bijhorende voordelen in functie van de efficiëntie en kost van het recyclageproces. “Of het gebruiken van een dergelijke afstripbare coating in de plaats van een conventionele coating een invloed zou hebben op de corrosierisico’s voor de metalen ondergrond?” was de vraag die volgde. Dat lijkt me zeker het geval te zijn. Indien er zich bij vochtpermeabiliteit van de coating (bijvoorbeeld omwille van UV-veroudering, chemische degradatie of mechanische coatingschade) een corrosieve aantasting kan ontwikkelen aan het grensvlak tussen metaal en coating, zal die aantasting – onder coatings veelal gepaard gaande met roestvorming – zich onder de coating verder trachten te ontwikkelen, waarbij de mate van hechting tussen metaal en coating één van de factoren is die mee zal bepalen hoe gemakkelijk de aantasting verder aan het grensvlak kan doorgroeien. Gezien het de doelstelling is dat de afstripcoating op eenvoudige, zelfs manuele wijze van de metalen ondergrond moet kunnen worden afgepeld zonder enig residu op het metaal achter te laten, zal het ook bij eventueel aan het grensvlak optredende aantastingen vermoedelijk niet al te veel energetische moeite kosten om de coating van het metalen substraat op te liften. Dit vergemakkelijkt niet alleen lokale corrosie-geïnduceerde onthechting van de coating, maar ook de voortschrijding van de corrosie onder de coating. En dat is slechts één voorbeeld van hoe het nobele recyclage-idee van de afstripbare coating wel eens de functionaliteit en dus het toepassingsgebied van de beoogde ‘afstripbare’ coatings zou kunnen ondermijnen.



Een ander voorbeeld van de invloed die recyclage op de functionaliteit van materialen kan hebben, situeert zich in de aluminium- en roestvaststaalsector. Inmiddels is men er in geslaagd om aluminiumlegeringen te vervaardigen die voor 100% zijn bekomen op basis van gerecycleerd aluminium. Ook in de productie van roestvast stalen kent de grondstoffenmix een stijgend aandeel van gerecycleerd roestvast staal. Voor beide metaalklassen is het echter van belang dat niet zomaar alle types aluminium of roestvaststaal op één grote hoop worden gegooid en zo in het smeltbad terecht komen. Iedere aluminiumlegering en iedere roestvaststaallegering heeft immers zijn kenmerkende chemische samenstelling. Zo is het bij wijze van voorbeeld niet aangewezen om een molybdeen bevattend roestvaststaal te recycleren door het toe te voegen aan een smelt voor de productie van een roestvaststaal uit de AISI 304-familie (onder andere AISI 304, 304L, 321), waarin geen molybdeen vervat mag zitten. Net zo moet er in functie van de lasbaarheid, meer bepaald de weerstand tegen warmscheuren, over worden gewaakt in welke mate en verhouding koper, silicium en magnesium in aluminium-smeltbaden terecht komen. Tegelijk bepalen de elementverhoudingen onder andere ook de sterkte en de corrosieweerstand van aluminiumlegeringen. Ook hier gaat het dus niet op om bij recyclage zomaar alle aluminium op één grote hoop te gooien en aan eender welk aluminium-smeltbad toe te voegen. Als u uw staal en/of aluminium meegeeft met de afvalophaling of zelf naar de opkoper brengt, is het sorteerwerk dus nog maar net begonnen. De verschillende aluminiumlegeringen en de verschillende roestvaststaallegeringen in uw recyclageschroot moeten ook nog eens op zich naar aluminium- en roestvaststaaltype worden gescheiden, waarmee de aluminium- of roestvaststaalproducent dan verder aan de slag kan gaan om de meest optimale grondstoffenmix voor de productie van de beoogde aluminium- of roestvaststaallegering te bekomen.  De afstripbare coatings en de aandacht voor chemische elementverhoudingen bij de recyclage van aluminium- en roestvaststaallegeringen zijn slechts twee van de vele voorbeelden van hoe recyclage en functionaliteit soms tot tegenstrijdige belangen lijken te leiden. Zoals bij de recyclage van aluminium en roestvaststalen, kan oordeelkundigheid en kennis van zaken vele van deze tegenstrijdige belangen omzeilen. In andere situaties is er nog een lange weg van onderzoek, validatie en implementatie af te leggen.



Tot slot
Het moge uit voorgaande duidelijk zijn: ‘Recycleren om te recycleren’ en ‘door recyclage veroorzaakte tegenstrijdigheden in functionaliteit en kwaliteit’ kunnen worden vermeden indien we allen meer inzetten op ‘behoud’, door ‘niet te vervangen om te vervangen’ en er zorg voor te dragen dat bestaande producten corrosiewerend en slijtvast zijn en blijven, net zoals dat ze van andere degradatiemechanismen worden gevrijwaard.

“Op naar meer Rationeel MateriaalGebruik” zal nog lang mijn motto blijven.