Blog Frans Vos - Wat kunst de inspecteur kan leren
Het is een tweejaarlijks weerkerend festijn. Een lust voor de ogen en de oren, hier en daar aangevuld met de sensatie van geurend en/of tactiel genot. En dat dan nog in een glorieuze stad waar de façades door het avondlicht met een feeëriek roze voile worden getooid. Overdag is het in kerken, palazzi, het arsenaal en de Giardini della Biënnale een komen en gaan van en-passant-toeristen, werkelijk geïnteresseerde liefhebbers en professioneel op de beeldende kunsten georiënteerden, een bonte mengeling van toeschouwers, beschouwers, bewonderaars, verwonderaars en hier en daar…
Door Frans Vos - Materials Consult BV
een criticus die met het scherpe oog het kleurgebruik, geometrische patronen en gehanteerde technieken analyseert, om vervolgens met de pen van een volleerd rapporteur de kunstenaar naar de hemel of naar de hel te verwijzen. Menigeen aanziet de commentaar van de criticus als ongefundeerde stemmingmakerij, anderen bejubelen dan weer de opmerkzaamheid en juistheid van de analyse.
Venetië - Toegang het arsenaal (Foto: Frans Vos)
Voor enkele dagen wervel ik mee in die bonte wereld van kunstminnende subjectiviteit, ver verwijderd van de wereld van objectieve inspectie en rappotering waaraan ik mijn professionele carrière wijd. En toch, toch zijn er ook vele verrassende parallellen tussen dat wat ik professioneel objectief en dat wat ik kunstminnend subjectief bekijk.
Venetië - Zicht vanuit het dogenpaleis (Foto Frans Vos)
Een eerste parellel is de waarneming. Wat zie ik, wars van enige interpretatie? Op zich is dat een veel moeilijkere oefening dan het op het eerste zicht lijkt. Zo is het antwoord “een GSM” al foutief als de vraagsteller je vraagt wat je ziet en daarbij enkel het voorfront van het hoesje van de GSM laat zien.
(Foto - Materials Consult BV)
Je weet immers niet of die GSM ook effectief in het hoesje ziet. En stel dat je antwoord “het hoesje van een GSM” is, dan is ook dat foutief als de vraag “Wat zie je?” is. Het is niet omdat iemand je een rechthoekig vlak met een afgeronde hoeken en in een bepaalde kleur laat zien, dat achter dat vlak ook effectief een GSM-hoesje schuil gaat. Wie weet is het gewoon een uit karton gesneden plaatje dat met kunstleder werd bekleed. En kan je dat dan zien? Of is het een uit plastic gesneden plaatje dat met kunstleder werd bekleed? En is dat eigenlijk wel kunstleder? Ook uit welk materiaal of uit welke materialen een object is vervaardigd, kan je niet simpelweg “zien”. Van alle waarnemingen die je doet, maakt je brein een interpretatie om van daaruit te besluiten wat het aan je getoonde object werkelijk is. Het is net zo als die foto van die balk die ik bij het begin van een corrosietraining projecteer. Menig deelnemer denkt dat het een gegalvaniseerd stalen balk is. De reden? Op de foto lijkt het alsof er wat grijswaardenverschillen zijn en die lijken op het eerste zicht net samen te vallen met iets dat op een grove kristalstructuur lijkt, net zoals je langsheen de weg op vele gegalvaniseerd stalen lantaarnpalen ziet. De foto toont echter geen gegalvaniseerd stalen balk, maar wel een roestvast stalen balk. Schijn bedriegt.
Die ‘schijn’ kan je ook letterlijk nemen. Op die bewuste foto van een balk zie je niet wat de lichtinval was toen die foto werd genomen. Door de lichtinval te veranderen kan je immers een heel ander beeld, een heel ander perspectief bekomen. Dat doet me dan weer denken aan dat imposante schilderij dat ik enkele maanden geleden eindelijk mocht bewonderen in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, het KMSKA. Al in mijn kindertijd droomde ik er van om dat schilderij in het echt te zien, want al van bij het lezen van Suske en Wiske’s ‘De raap van Rubens’ had het mijn hart gestolen. Als je dan voor Rubens’ gigantische meesterwerk ‘De aanbidding door de koningen’ staat, wordt je aandacht onmiddellijk naar de rechter zijkant gezogen. Inderdaad, u leest het goed, niet naar een plaats centraal in het schilderij, maar ‘naar een zijkant’. Daar ligt het kindje Jezus in de schoot van zijn moeder, waarbij hij volop door het door de kunstenaar gecreëerde licht wordt beschenen. Daar waar bij vele schilderijen er door middel van lichttinten naar één centerpunt wordt gewezen, naar de kern van het verhaal, is er bij Rubens’ ‘De aanbidding door de koningen’ echter nog een opvallende figuur, deze keer aan de andere zijde van het schilderij. Het is de koning met de rode mantel, met die mysterieuze blik die schijnbaar van recht uit het schilderij naar de toeschouwer lijkt te kijken. Hier zijn het niet als dusdanig de lichttinten, maar is het het meesterlijk weergeven van een gezichtsuitdrukking die de aandacht trekt en je de adem bijna ontneemt. Het is ook die koning die in ‘De raap van Rubens’ menig kind om de komst van helden Suske en WIske doet smeken. Kunst bekijken, kan inderdaad heel spannend wezen. Of hoe kunst observeren ook iets over het doen van objectieve inspecties kan leren. De interpretatie van die koningsblik die die koning in een aura van mysterie doet zweven, is een subjectief gegeven en uit elk inspectierapport te weren. Aandachtig nagaan hoe Rubens die blik concreet technisch realiseerde, met welke schildertechnieken, kleurtinten, positionering, vanuit welk perspectief enzoverder zijn echter zaken die objectief kunnen worden vastgesteld en gemeten.
(foto - Materials Consult BV)
‘Focus op wat je werkelijk moet weten en meten’, is nog zo een leerpunt dat ik uit mijn omzwervingen doorheen kunstcollecties mocht leren. Deze keer vertoefde ik in het Thyssen-Bornemisza museum in Madrid. Het geheel vormt een prachtig overzicht van de kunstgeschiedenis. Soms slaagt een kunstobject, veelal een detail van dat object er in om mijn aandacht zo vast te houden dat ik, in gedachten verzonken, vele minuten, soms een kwartier, heel soms nog langer dat object(detail) sta te bestuderen. De kroon wordt daarbij gespannen door een schilderij van Picasso, een zij-aanzicht van een musketier met hoed. De haren van de musketier worden gevormd door verfstrepen die ogenschijnlijk letterlijk vanuit de rand van zijn hoed lijken te lopen. Het lijken niet de verwachte, netjes gepositioneerde en met penseel gestreken haren te zijn, maar letterlijk verticale ‘uitlopers’ van verf vanuit de dik met verf gestreken hoedenrand. Op zich was dat een gewone visuele vaststelling, die in eerste instantie verwondering opriep, maar die wel binnen het verhaal van door Picasso gebruikte technieken en zijn reeks musketier-schilderijen pasten. Maar dan overviel het mij, een vraag die op mijn lippen brandde. Waren die uitlopers intentioneel? Had Picasso met andere woorden bewust zoveel verf voor de hoedenrand gebruikt dat hij wist dat hij met die verf ook, met een schildertrucje, op bepaalde plaatsen ‘uitlopers’ vanuit de rand en zodoende de haren kon creëren. Of… was er niets bewust aan en waren die uitlopers spontaan vanuit de hoedenrand gevloeid omdat hij zoveel verf had gebruikt, maar dat het uiteindelijke resultaat toch zo was dat Picasso besloot dat het schilderij weergaf wat hij beoogde? Met die tweespalt in mijn gedachten heb ik daar meer dan een kwartier voor die musketier gestaan, mijn ogen starend naar die tot haren uitvloeiende hoedenrand. Op zich is dat uiteraard een bijzondere zen-ervaring, maar vanuit het oogpunt van efficiëntie niet echt aangewezen. Eigenlijk had ik mij onmiddellijk nadat die tweespalt opkwam, moeten realiseren dat ik het antwoord toch nooit zou weten, misschien dan tenzij ik een kunstkenner, liefst nog een in Picasso gespecialiseerde criticus of wetenschapper onder de arm nam. Dat kwartier of meer dat ik daar heb staan staren, was vanuit het standpunt van een ontspannende vakantie helemaal niet erg, maar is in de wereld van de objectieve inspectie uiteraard niet aangewezen.
En laat ons focus en lichtinval ook eens combineren. Deze keer niet de psychologische focus, maar optische focus, het beschikken over duidelijk, scherpe, afgelijnde en van een dimensie-aanduiding voorziene beelden. Dus niet de diffuse lichtinval en beelden waarmee de hedendaagse schilder Luc Tuymans in vele van zijn schilderen een bevreemdende, soms vage, maar net daardoor fascinerende en tot de verbeelding sprekende wereld lijkt te willen creëren. In de kunstenaarswereld is dat helemaal prima en leidt het soms tot bijna mystieke beelden, tot mysterieuze in mist gehulde werelden waarvan de toeschouwer zich afvraagt wat er schuil gaat in de mist en of het een vriendelijk dan wel vijandig wezen is, maar in de inspectiewereld is dergelijke vaagheid uiteraard uit den boze. Beelden moeten scherp, in focus zijn. Ze moeten duidelijk afgelijnd zijn en moeten elk detail naar boven halen zodat er geen vaagheid, geen onduidelijkheid met betrekking tot de waarnemingen kan zijn. Dat is niet alleen van belang voor onze eigen visuele inspectie-observaties, maar ook indien fotografische en/of microscopische beelden verder via beeldverwerking – on-site, via drone-technologie, in labo - en tegenwoordig ook meer en meer via artificiële intelligentie worden verwerkt. De beeldverwerking moet duidelijk onderscheid kunnen maken tussen bijvoorbeeld de aanwezigheid en de afwezigheid van roest (PS: Roest is niet hetzelfde als corrosie, maar wel een mogelijke gevolg van corrosie), tussen de verschillende microscopische metaalfasen, of tussen een (afge)ronde versus een hoekige geometrische configuratie. Elk vaagheid, elke onduidelijkheid over waar de grens juist ligt, leidt tot (een) ongewenste (interpretatie van) resultaten. Uiteraard hebben toleranties en statistiek ook hun rechten, maar hoe nauwer de toleranties en standaarddeviaties, hoe liever we het bij inspectie hebben. Trouwens, als je wilt meten, moet je natuurlijk ook weten wat de maten zijn, wat de schaal is waar we naar kijken. Neem je een overzichtsfoto, leg er dan even een meetlint bij zodat mensen die later de foto bekijken weten op welke schaal ze kijken. Is het een microfoto, vergeet dan niet om (veelal via de beeldsoftware) de dimensionele maataanduiding op je foto’s te zetten. Enkel vermelden welke vergroting je gebruikte is onvoldoende. Indien iemand op zijn beeldscherm je foto verder uitvergroot, is de dimensionele maataanduiding broodnodig om een exact beeld van de situatie te krijgen.
Ook nog toe te voegen aan het lijstje kunst-inspectie parallellen is het ‘zien van details’. In de kunst is het zien van alle details op zich geen strikte vereiste om subjectief ten volle van een schilderij of beeldhouwwerk te kunnen genieten, maar het trainen van het zien van details in de kunst is wel een zeer goede inspecteurstraining die tegelijk ook tot heel wat verrassende, verwonderende en fijne ervaringen kan leiden. Als we het over bijzondere, grappige, levendige en soms zelfs bizarre details in de schilderkunst hebben, komen bij mij spontaan de namen ‘Jheronimus Bosch’ en de - naar verluidt door Bosch geïnspireerde - ‘Pieter Bruegel de Oude’ naar boven. De bizarre allegorische figuren en figuurtjes die Jheronimus Bosch op vele van zijn schilderijen in overvloed etaleert of de vele details van de prachtige, het landelijke leven illustrerende taferelen die Bruegel uit zijn penselen streelde, nodigen uit tot een ontdekkingstocht waarmee je jezelf en ook kinderen voor lange tijd kan vermeien. In dat geval vind ik langer dan een kwartier voor een schilderij staan een waardevolle aanvulling van mijn training, want ook in inspectie en schade-analyses komt het in vele gevallen op de details aan. En nee, je hoeft voor een dergelijke training geen vele uren in musea allerhande te gaan besteden. Elke inspecteur, elke schade-analist of eender wie die zich verder in het waarnemen van details wil vervolmaken, kan ik de combinatie van www-surfen en een welbepaald boek aanbevelen. Wat mij betreft is het een boek dat elke inspecteur, elke laborant, elke schade-analist bij de start en doorheen de carrière regelmatig zou moeten lezen: “De kunst van het observeren” van Amy E. Herman kan ik u van harte aanbevelen.
(foto - Materials Consult BV)
Kunnen we verder als inspecteurs en schade-analisten verder nog iets van kunstenaars leren? Uiteraard heel wat. Iedereen onder u zal ongetwijfeld nog heel wat aspecten uit de kunst kunnen aanhalen die u ook in het professionele leven inspireren. Ik zou bijvoorbeeld nog kunnen beginnen over de vele prachtige instrumenten in de muziekwereld waaraan ware kunstenaars-ambachtslieden vele uren spenderen om ze tot perfectie te smeden, te assembleren, van beschermende en klankbepalende deklagen te voorzien. Elk detail aan een muziekinstrument bepaalt de klank die het samen met de muzikant in de ether zal sturen. En over hoe die muzikanten door intens in team samen te werken met wonderbaarlijk mooie muziek – zowel als geheel, als met het nodige oog voor detail – hun publiek begeesteren. Goede instrumenten die toelaten nauwkeurig te meten, inspecteurs die goed weten hoe die instrumenten werken en wat we er (niet) mee te weten kunnen komen, een gedegen rapportering (Ook hier geldt ‘rapporteren wat je ziet en niet wat je denkt dat je ziet’) een goede planning van de inspecties, teamoverleg over aanpak en leerpunten, en een opbouwende en leuke teamspirit zijn aandachtspunten die ook in de inspectiewereld vruchten afwerpen.
En eindigen doe ik met ‘geduld’. Als er één ding is dat vele kunstenaars gemeenschappelijk hebben en waar we in de inspectiewereld nog meer van zouden kunnen leren, is het ‘geduld’. Vele meesterwerken in de kunst zijn maar tot stand kunnen komen dankzij een gedegen, soms lange voorbereiding, een stapsgewijze creatieproces waar ook de spreekwoordelijke processie van Echternach al wel eens om de hoek kwam kijken, tegenslagen dat het toch niet helemaal werd wat de kunstenaar voor ogen had en dan overstrijken, anders boetseren, bijwerken. Niet dat we in de inspectiewereld zoveel geduld als een kunstenaar moeten hebben uiteraard. Dan zouden onze installaties veel te weinig produceren. Maar wat we van dat geduld van de kunstenaars wel kunnen leren, is dat haast en spoed zelden goed zijn. Als we inspecteurs onder druk zetten dat ze ‘binnen de zoveel tijd zoveel installatiedelen’ moeten inspecteren, ook als de inspecteurs met gegronde redenen aangeven dat dat niet realistisch is, is het onvermijdelijk dat zaken over het hoofd worden gezien. Soms zijn die zaken details. Mogelijk zijn dat details die later het begin van een ernstig falen, in het slechtste geval zelfs van een catastrofe bleken te zijn. Dwing uw inspecteurs dus niet om snel snel hun werk te doen, knijp hun tijd niet uit. Schat inspectietijden realistisch in, niet enkel op basis van data en artificiële intelligentie, maar ook op basis van reële intelligentie, die intelligentie en ervaring die in uw inspecteurs schuilt.
Geduld is een schone zaak.